News & events

feb03

24/02/2022

Schade door droogte voortaan gedekt door de brandverzekering, of toch niet?

De afgelopen jaren worden steeds meer eigenaars van een onroerend goed geconfronteerd met scheuren en barsten ten gevolge van uitdroging van de ondergrond, dit door onder andere de klimaatopwarming. Het fenomeen van uitdroging of ‘inklinking’ zien we op diverse plaatsen in Oost- en West-Vlaanderen waar er bijvoorbeeld veel klei in de ondergrond aanwezig is. De scheuren of barsten in de woningen ontstaan doordat het grondwater zakt en de (klei-)grond hierdoor aan volume verliest.

 

De wet op de natuurrampen voorziet sinds september 2007 een verplichte waarborg in de brandpolissen voor de eenvoudige risico’s. Schade veroorzaakt door een aardbeving, een overstroming, het overlopen of de opstuwing van de openbare riolen maar ook door een aardverschuiving of grondverzakking worden daardoor gedekt in de brandverzekering voor eenvoudige risico’s.

 

Over de kwalificatie als overstroming of aardbeving was weinig discussies, echter was er over de waarborg voor de aardverschuiving of grondverzakking des te meer.

 

INTERPRETATIEVE WET

In artikel 124 van de Wet betreffende de verzekeringen nam de wetgever een omschrijving van deze waarborg op. Onder de waarborg aardverschuiving of grondverzakking wordt verstaan:

 

“(…)

d) hetzij een aardverschuiving of grondverzakking, te weten een beweging van een belangrijke

massa van de bodemlaag, die goederen vernielt of beschadigt, welke geheel of ten dele

te wijten is aan een natuurlijk fenomeen anders dan een overstroming of een aardbeving.”

 

Echter trachtten vele verzekeraars aan deze, thans wettelijke, verplichting onderuit te komen omdat zij van oordeel waren dat het inklinken van de bodem niet valt onder het begrip aardverschuiving of grondverzakking. Door de vrije interpretatie van de verzekeraars trachtten zij te ontsnappen aan hun wettelijk bepaalde dekkingsplicht.

 

In de rechtspraak vinden we voornamelijk uitspraken waarbij de rechtbanken de interpretatie van de verzekeraars bevestigen en van mening zijn dat de verzekeraars geen dekking moeten verlenen bij schade als gevolg van het uitdrogen of inklinken van de bodem.

 

Om een einde te maken aan de discussie omtrent de vraag of de inklinking van de bodem al dan niet gekwalificeerd kan worden als aardverschuiving dan wel grondverzakking, werd een interpretatieve wet gestemd en goedgekeurd eind 2021.

 

Deze interpretatieve wet verduidelijkt dat de schade aan woningen die geheel of ten dele het gevolg is van een langdurige periode van droogte wel degelijk een aardverschuiving of grondverzakking inhoudt en dus gewaarborgd wordt in de brandpolis.

 

De goedkeuring van deze interpretatieve wet moet (of althans had als doel) de bestaande rechtsonzekerheid herstellen en zo de bedoeling van de wetgever verduidelijken. Ingevolge deze interpretatieve wet zou de brandverzekeraar de schade ten gevolge van de droogte dienen te dekken en dit met terugwerkende kracht.

 

GRONDWETTELIJK HOF

Assuralia, de koepel van de Belgische verzekeraar, stapt naar het Grondwettelijke Hof om deze interpretatieve wet te schorsen net omdat deze rechtsonzekerheid volgens hen alleen maar zal toenemen.

 

Verzekeraars dekken in principe enkel en alleen de gevolgschade. In het geval van schade door het inklinken van de bodem zijn zij bijgevolg gehouden tot het herstellen van de barsten in de muren en zijn zij dus niet gehouden om tussen te komen in de kosten van de fundamenten van het onroerend goed.  

 

Anderzijds stellen zij dat in 2005, bij de invoering van de dekking voor natuurrampen, het fenomeen van inklinking van de bodem nog zo goed als onbestaande was in Vlaanderen. Hierdoor hebben verzekeraars dit risico niet kunnen meegerekend bij de bepaling van de premies. Er werden bijgevolg geen reserves opgebouwd om voor deze schadedossiers een waarborg te verlenen.

 

Het valt af te wachten wanneer er een uiteindelijke beslissing van het Grondwettelijk Hof voorhanden zal zijn, of de interpretatieve wet geschorst wordt en vooral wat men intussen tijd mag verwachten in de eventuele tussenkomst door verzekeraars.

 

 

Contacteer het kantoor gerust indien u vragen zou hebben omtrent dergelijk schadegeval!

 

 

Auteur

Chloƫ Wouters

News & events

feb03

24/02/2022

Schade door droogte voortaan gedekt door de brandverzekering, of toch niet?

De afgelopen jaren worden steeds meer eigenaars van een onroerend goed geconfronteerd met scheuren en barsten ten gevolge van uitdroging van de ondergrond, dit door onder andere de klimaatopwarming. Het fenomeen van uitdroging of ‘inklinking’ zien we op diverse plaatsen in Oost- en West-Vlaanderen waar er bijvoorbeeld veel klei in de ondergrond aanwezig is. De scheuren of barsten in de woningen ontstaan doordat het grondwater zakt en de (klei-)grond hierdoor aan volume verliest.

 

De wet op de natuurrampen voorziet sinds september 2007 een verplichte waarborg in de brandpolissen voor de eenvoudige risico’s. Schade veroorzaakt door een aardbeving, een overstroming, het overlopen of de opstuwing van de openbare riolen maar ook door een aardverschuiving of grondverzakking worden daardoor gedekt in de brandverzekering voor eenvoudige risico’s.

 

Over de kwalificatie als overstroming of aardbeving was weinig discussies, echter was er over de waarborg voor de aardverschuiving of grondverzakking des te meer.

 

INTERPRETATIEVE WET

In artikel 124 van de Wet betreffende de verzekeringen nam de wetgever een omschrijving van deze waarborg op. Onder de waarborg aardverschuiving of grondverzakking wordt verstaan:

 

“(…)

d) hetzij een aardverschuiving of grondverzakking, te weten een beweging van een belangrijke

massa van de bodemlaag, die goederen vernielt of beschadigt, welke geheel of ten dele

te wijten is aan een natuurlijk fenomeen anders dan een overstroming of een aardbeving.”

 

Echter trachtten vele verzekeraars aan deze, thans wettelijke, verplichting onderuit te komen omdat zij van oordeel waren dat het inklinken van de bodem niet valt onder het begrip aardverschuiving of grondverzakking. Door de vrije interpretatie van de verzekeraars trachtten zij te ontsnappen aan hun wettelijk bepaalde dekkingsplicht.

 

In de rechtspraak vinden we voornamelijk uitspraken waarbij de rechtbanken de interpretatie van de verzekeraars bevestigen en van mening zijn dat de verzekeraars geen dekking moeten verlenen bij schade als gevolg van het uitdrogen of inklinken van de bodem.

 

Om een einde te maken aan de discussie omtrent de vraag of de inklinking van de bodem al dan niet gekwalificeerd kan worden als aardverschuiving dan wel grondverzakking, werd een interpretatieve wet gestemd en goedgekeurd eind 2021.

 

Deze interpretatieve wet verduidelijkt dat de schade aan woningen die geheel of ten dele het gevolg is van een langdurige periode van droogte wel degelijk een aardverschuiving of grondverzakking inhoudt en dus gewaarborgd wordt in de brandpolis.

 

De goedkeuring van deze interpretatieve wet moet (of althans had als doel) de bestaande rechtsonzekerheid herstellen en zo de bedoeling van de wetgever verduidelijken. Ingevolge deze interpretatieve wet zou de brandverzekeraar de schade ten gevolge van de droogte dienen te dekken en dit met terugwerkende kracht.

 

GRONDWETTELIJK HOF

Assuralia, de koepel van de Belgische verzekeraar, stapt naar het Grondwettelijke Hof om deze interpretatieve wet te schorsen net omdat deze rechtsonzekerheid volgens hen alleen maar zal toenemen.

 

Verzekeraars dekken in principe enkel en alleen de gevolgschade. In het geval van schade door het inklinken van de bodem zijn zij bijgevolg gehouden tot het herstellen van de barsten in de muren en zijn zij dus niet gehouden om tussen te komen in de kosten van de fundamenten van het onroerend goed.  

 

Anderzijds stellen zij dat in 2005, bij de invoering van de dekking voor natuurrampen, het fenomeen van inklinking van de bodem nog zo goed als onbestaande was in Vlaanderen. Hierdoor hebben verzekeraars dit risico niet kunnen meegerekend bij de bepaling van de premies. Er werden bijgevolg geen reserves opgebouwd om voor deze schadedossiers een waarborg te verlenen.

 

Het valt af te wachten wanneer er een uiteindelijke beslissing van het Grondwettelijk Hof voorhanden zal zijn, of de interpretatieve wet geschorst wordt en vooral wat men intussen tijd mag verwachten in de eventuele tussenkomst door verzekeraars.

 

 

Contacteer het kantoor gerust indien u vragen zou hebben omtrent dergelijk schadegeval!

 

 

Auteur

Chloƫ Wouters

News & events

feb03

24/02/2022

Schade door droogte voortaan gedekt door de brandverzekering, of toch niet?

De afgelopen jaren worden steeds meer eigenaars van een onroerend goed geconfronteerd met scheuren en barsten ten gevolge van uitdroging van de ondergrond, dit door onder andere de klimaatopwarming. Het fenomeen van uitdroging of ‘inklinking’ zien we op diverse plaatsen in Oost- en West-Vlaanderen waar er bijvoorbeeld veel klei in de ondergrond aanwezig is. De scheuren of barsten in de woningen ontstaan doordat het grondwater zakt en de (klei-)grond hierdoor aan volume verliest.

 

De wet op de natuurrampen voorziet sinds september 2007 een verplichte waarborg in de brandpolissen voor de eenvoudige risico’s. Schade veroorzaakt door een aardbeving, een overstroming, het overlopen of de opstuwing van de openbare riolen maar ook door een aardverschuiving of grondverzakking worden daardoor gedekt in de brandverzekering voor eenvoudige risico’s.

 

Over de kwalificatie als overstroming of aardbeving was weinig discussies, echter was er over de waarborg voor de aardverschuiving of grondverzakking des te meer.

 

INTERPRETATIEVE WET

In artikel 124 van de Wet betreffende de verzekeringen nam de wetgever een omschrijving van deze waarborg op. Onder de waarborg aardverschuiving of grondverzakking wordt verstaan:

 

“(…)

d) hetzij een aardverschuiving of grondverzakking, te weten een beweging van een belangrijke

massa van de bodemlaag, die goederen vernielt of beschadigt, welke geheel of ten dele

te wijten is aan een natuurlijk fenomeen anders dan een overstroming of een aardbeving.”

 

Echter trachtten vele verzekeraars aan deze, thans wettelijke, verplichting onderuit te komen omdat zij van oordeel waren dat het inklinken van de bodem niet valt onder het begrip aardverschuiving of grondverzakking. Door de vrije interpretatie van de verzekeraars trachtten zij te ontsnappen aan hun wettelijk bepaalde dekkingsplicht.

 

In de rechtspraak vinden we voornamelijk uitspraken waarbij de rechtbanken de interpretatie van de verzekeraars bevestigen en van mening zijn dat de verzekeraars geen dekking moeten verlenen bij schade als gevolg van het uitdrogen of inklinken van de bodem.

 

Om een einde te maken aan de discussie omtrent de vraag of de inklinking van de bodem al dan niet gekwalificeerd kan worden als aardverschuiving dan wel grondverzakking, werd een interpretatieve wet gestemd en goedgekeurd eind 2021.

 

Deze interpretatieve wet verduidelijkt dat de schade aan woningen die geheel of ten dele het gevolg is van een langdurige periode van droogte wel degelijk een aardverschuiving of grondverzakking inhoudt en dus gewaarborgd wordt in de brandpolis.

 

De goedkeuring van deze interpretatieve wet moet (of althans had als doel) de bestaande rechtsonzekerheid herstellen en zo de bedoeling van de wetgever verduidelijken. Ingevolge deze interpretatieve wet zou de brandverzekeraar de schade ten gevolge van de droogte dienen te dekken en dit met terugwerkende kracht.

 

GRONDWETTELIJK HOF

Assuralia, de koepel van de Belgische verzekeraar, stapt naar het Grondwettelijke Hof om deze interpretatieve wet te schorsen net omdat deze rechtsonzekerheid volgens hen alleen maar zal toenemen.

 

Verzekeraars dekken in principe enkel en alleen de gevolgschade. In het geval van schade door het inklinken van de bodem zijn zij bijgevolg gehouden tot het herstellen van de barsten in de muren en zijn zij dus niet gehouden om tussen te komen in de kosten van de fundamenten van het onroerend goed.  

 

Anderzijds stellen zij dat in 2005, bij de invoering van de dekking voor natuurrampen, het fenomeen van inklinking van de bodem nog zo goed als onbestaande was in Vlaanderen. Hierdoor hebben verzekeraars dit risico niet kunnen meegerekend bij de bepaling van de premies. Er werden bijgevolg geen reserves opgebouwd om voor deze schadedossiers een waarborg te verlenen.

 

Het valt af te wachten wanneer er een uiteindelijke beslissing van het Grondwettelijk Hof voorhanden zal zijn, of de interpretatieve wet geschorst wordt en vooral wat men intussen tijd mag verwachten in de eventuele tussenkomst door verzekeraars.

 

 

Contacteer het kantoor gerust indien u vragen zou hebben omtrent dergelijk schadegeval!