29/09/2025
Het Grondwettelijk Hof heeft met arrest nr. 122/2025 van 18 september 2025 artikel 5 het zogeheten Verzameldecreet van 19 april 2024 vernietigd voor wat betreft de project-MER-screening bij eigen dossiers. Concreet valt de mogelijkheid weg dat een gemeente of provincie – wanneer zij zelf aanvrager of initiatiefnemer is – de eigen screeningsvraag beoordeelt.
Het Grondwettelijk Hof sluit daarmee aan bij het eerdere zogeheten Wasserij-arrest van de Raad voor Vergunningsbetwistingen en ook het arrest van het Hof van Justitie van 8 mei 2025 dat nogmaals bevestigde dat de Europese regelgeving verwacht dat bevoegde instanties (lees gemeentes en provincies) hun uit de MER-richtlijn voortvloeiende taken op objectieve wijze vervullen en zich niet bevinden in een situatie die tot een belangenconflict aanleiding geeft.
Kern van de motivering: ook bij project-mer-screenings moet er een “passende scheiding” zijn tussen aanvrager en beoordelaar, en die moet reëel zijn. Kort ter herinnering: een project-MER-screening is de beoordeling die vooraf bepaalt of een project, gelet op aard, omvang en ligging, belangrijke milieueffecten kan hebben of niet. Is dat het geval, dan volgt een volwaardig MER; zo niet, volstaat een gemotiveerde screeningbeslissing. Net omdat die beslissing de toegangspoort is tot een zwaardere milieu- en participatieprocedure, moet ze door een onafhankelijke instantie worden genomen. Als het lokaal bestuur zelf aanvrager is, kan de eigen omgevingsdienst, in persoon van de gemeentelijk omgevingsambtenaar, die rol dus volgens het Grondwettelijk Hof niet veilig en schijnbaar onbevooroordeeld vervullen.
De beoordelende entiteit moet over “werkelijke autonomie” beschikken, met eigen middelen en personeel, zodat zij objectief kan oordelen. De decretale waarborgen bleken daarvoor onvoldoende.
Bevoegdheidsmatig betekent dit een terugkeer naar de escalatielogica: wanneer de gemeente zelf betrokken partij is bij een vergunningsaanvraag voor bijvoorbeeld een gemeentelijk zwembad of sporthal, wordt niet langer lokaal beslist zodra een screeningsnota in het dossier zit. Het dossier moet in dat geval naar de deputatie. Voor provinciale eigen projecten geldt analogie richting Vlaams niveau.
Voor lopende en recente dossiers waarbij gemeente of provincie de aanvrager is én met een screeningsnota kunnen er problemen de kop op steken. Nieuwe of lopende aanvragen die nog niet volledig en ontvankelijk zijn verklaard kunnen worden doorgestuurd naar de hoger aangewezen overheid. Volgens het Departement Omgeving worden lopende dossiers waar nog geen beslissing werd genomen maar die wel al volledig en ontvankelijk werden verklaard, best stopgezet. Het doorschuiven van lopende administratieve beroepsdossiers is echter een groot vraagteken aangezien de beroepsinstantie in principe de bevoegde instantie in eerste aanleg is geworden.
Dat het arrest voor een wezenlijke impact zorgt bij steden en gemeentes is dan ook geen verrassing. Projecten zónder enige (screenings)plicht vallen echter wel nog buiten het toepassingsgebied van het arrest.
De Vlaamse minister van Omgeving, Jo Brouns, bevestigde intussen deze praktische (tijdelijke) oplossing aan om stilstand te vermijden terwijl hij tegelijk aan een nieuw decretaal kader om dit structureel te verankeren.
Conclusie
Onze aanbeveling is tweeledig. Eén: voer een snelle risico-audit uit van alle eigen dossiers sinds 20 mei 2024 en check of een screeningsnota is toegevoegd; stuur lopende aanvragen desgevallend door of dien opnieuw in bij de bevoegde hogere overheid. Twee: onderbouw screeningsnota’s en de motivering rond (niet-)MER-plicht nog grondiger dan voorheen, gelet op de strengere toets.
Heeft u nog vragen? Neem gerust contact op met ons kantoor voor een consultatie. Ockier & Partners Advocaten (part of Moore Law) verleent deskundig juridisch advies en beschikt op het gebied van aanbestedingsrecht, vastgoedrecht, omgevings- en ondernemingsrecht ruime expertise.
29/09/2025
Het Grondwettelijk Hof heeft met arrest nr. 122/2025 van 18 september 2025 artikel 5 het zogeheten Verzameldecreet van 19 april 2024 vernietigd voor wat betreft de project-MER-screening bij eigen dossiers. Concreet valt de mogelijkheid weg dat een gemeente of provincie – wanneer zij zelf aanvrager of initiatiefnemer is – de eigen screeningsvraag beoordeelt.
Het Grondwettelijk Hof sluit daarmee aan bij het eerdere zogeheten Wasserij-arrest van de Raad voor Vergunningsbetwistingen en ook het arrest van het Hof van Justitie van 8 mei 2025 dat nogmaals bevestigde dat de Europese regelgeving verwacht dat bevoegde instanties (lees gemeentes en provincies) hun uit de MER-richtlijn voortvloeiende taken op objectieve wijze vervullen en zich niet bevinden in een situatie die tot een belangenconflict aanleiding geeft.
Kern van de motivering: ook bij project-mer-screenings moet er een “passende scheiding” zijn tussen aanvrager en beoordelaar, en die moet reëel zijn. Kort ter herinnering: een project-MER-screening is de beoordeling die vooraf bepaalt of een project, gelet op aard, omvang en ligging, belangrijke milieueffecten kan hebben of niet. Is dat het geval, dan volgt een volwaardig MER; zo niet, volstaat een gemotiveerde screeningbeslissing. Net omdat die beslissing de toegangspoort is tot een zwaardere milieu- en participatieprocedure, moet ze door een onafhankelijke instantie worden genomen. Als het lokaal bestuur zelf aanvrager is, kan de eigen omgevingsdienst, in persoon van de gemeentelijk omgevingsambtenaar, die rol dus volgens het Grondwettelijk Hof niet veilig en schijnbaar onbevooroordeeld vervullen.
De beoordelende entiteit moet over “werkelijke autonomie” beschikken, met eigen middelen en personeel, zodat zij objectief kan oordelen. De decretale waarborgen bleken daarvoor onvoldoende.
Bevoegdheidsmatig betekent dit een terugkeer naar de escalatielogica: wanneer de gemeente zelf betrokken partij is bij een vergunningsaanvraag voor bijvoorbeeld een gemeentelijk zwembad of sporthal, wordt niet langer lokaal beslist zodra een screeningsnota in het dossier zit. Het dossier moet in dat geval naar de deputatie. Voor provinciale eigen projecten geldt analogie richting Vlaams niveau.
Voor lopende en recente dossiers waarbij gemeente of provincie de aanvrager is én met een screeningsnota kunnen er problemen de kop op steken. Nieuwe of lopende aanvragen die nog niet volledig en ontvankelijk zijn verklaard kunnen worden doorgestuurd naar de hoger aangewezen overheid. Volgens het Departement Omgeving worden lopende dossiers waar nog geen beslissing werd genomen maar die wel al volledig en ontvankelijk werden verklaard, best stopgezet. Het doorschuiven van lopende administratieve beroepsdossiers is echter een groot vraagteken aangezien de beroepsinstantie in principe de bevoegde instantie in eerste aanleg is geworden.
Dat het arrest voor een wezenlijke impact zorgt bij steden en gemeentes is dan ook geen verrassing. Projecten zónder enige (screenings)plicht vallen echter wel nog buiten het toepassingsgebied van het arrest.
De Vlaamse minister van Omgeving, Jo Brouns, bevestigde intussen deze praktische (tijdelijke) oplossing aan om stilstand te vermijden terwijl hij tegelijk aan een nieuw decretaal kader om dit structureel te verankeren.
Conclusie
Onze aanbeveling is tweeledig. Eén: voer een snelle risico-audit uit van alle eigen dossiers sinds 20 mei 2024 en check of een screeningsnota is toegevoegd; stuur lopende aanvragen desgevallend door of dien opnieuw in bij de bevoegde hogere overheid. Twee: onderbouw screeningsnota’s en de motivering rond (niet-)MER-plicht nog grondiger dan voorheen, gelet op de strengere toets.
Heeft u nog vragen? Neem gerust contact op met ons kantoor voor een consultatie. Ockier & Partners Advocaten (part of Moore Law) verleent deskundig juridisch advies en beschikt op het gebied van aanbestedingsrecht, vastgoedrecht, omgevings- en ondernemingsrecht ruime expertise.
29/09/2025
Het Grondwettelijk Hof heeft met arrest nr. 122/2025 van 18 september 2025 artikel 5 het zogeheten Verzameldecreet van 19 april 2024 vernietigd voor wat betreft de project-MER-screening bij eigen dossiers. Concreet valt de mogelijkheid weg dat een gemeente of provincie – wanneer zij zelf aanvrager of initiatiefnemer is – de eigen screeningsvraag beoordeelt.
Het Grondwettelijk Hof sluit daarmee aan bij het eerdere zogeheten Wasserij-arrest van de Raad voor Vergunningsbetwistingen en ook het arrest van het Hof van Justitie van 8 mei 2025 dat nogmaals bevestigde dat de Europese regelgeving verwacht dat bevoegde instanties (lees gemeentes en provincies) hun uit de MER-richtlijn voortvloeiende taken op objectieve wijze vervullen en zich niet bevinden in een situatie die tot een belangenconflict aanleiding geeft.
Kern van de motivering: ook bij project-mer-screenings moet er een “passende scheiding” zijn tussen aanvrager en beoordelaar, en die moet reëel zijn. Kort ter herinnering: een project-MER-screening is de beoordeling die vooraf bepaalt of een project, gelet op aard, omvang en ligging, belangrijke milieueffecten kan hebben of niet. Is dat het geval, dan volgt een volwaardig MER; zo niet, volstaat een gemotiveerde screeningbeslissing. Net omdat die beslissing de toegangspoort is tot een zwaardere milieu- en participatieprocedure, moet ze door een onafhankelijke instantie worden genomen. Als het lokaal bestuur zelf aanvrager is, kan de eigen omgevingsdienst, in persoon van de gemeentelijk omgevingsambtenaar, die rol dus volgens het Grondwettelijk Hof niet veilig en schijnbaar onbevooroordeeld vervullen.
De beoordelende entiteit moet over “werkelijke autonomie” beschikken, met eigen middelen en personeel, zodat zij objectief kan oordelen. De decretale waarborgen bleken daarvoor onvoldoende.
Bevoegdheidsmatig betekent dit een terugkeer naar de escalatielogica: wanneer de gemeente zelf betrokken partij is bij een vergunningsaanvraag voor bijvoorbeeld een gemeentelijk zwembad of sporthal, wordt niet langer lokaal beslist zodra een screeningsnota in het dossier zit. Het dossier moet in dat geval naar de deputatie. Voor provinciale eigen projecten geldt analogie richting Vlaams niveau.
Voor lopende en recente dossiers waarbij gemeente of provincie de aanvrager is én met een screeningsnota kunnen er problemen de kop op steken. Nieuwe of lopende aanvragen die nog niet volledig en ontvankelijk zijn verklaard kunnen worden doorgestuurd naar de hoger aangewezen overheid. Volgens het Departement Omgeving worden lopende dossiers waar nog geen beslissing werd genomen maar die wel al volledig en ontvankelijk werden verklaard, best stopgezet. Het doorschuiven van lopende administratieve beroepsdossiers is echter een groot vraagteken aangezien de beroepsinstantie in principe de bevoegde instantie in eerste aanleg is geworden.
Dat het arrest voor een wezenlijke impact zorgt bij steden en gemeentes is dan ook geen verrassing. Projecten zónder enige (screenings)plicht vallen echter wel nog buiten het toepassingsgebied van het arrest.
De Vlaamse minister van Omgeving, Jo Brouns, bevestigde intussen deze praktische (tijdelijke) oplossing aan om stilstand te vermijden terwijl hij tegelijk aan een nieuw decretaal kader om dit structureel te verankeren.
Conclusie
Onze aanbeveling is tweeledig. Eén: voer een snelle risico-audit uit van alle eigen dossiers sinds 20 mei 2024 en check of een screeningsnota is toegevoegd; stuur lopende aanvragen desgevallend door of dien opnieuw in bij de bevoegde hogere overheid. Twee: onderbouw screeningsnota’s en de motivering rond (niet-)MER-plicht nog grondiger dan voorheen, gelet op de strengere toets.
Heeft u nog vragen? Neem gerust contact op met ons kantoor voor een consultatie. Ockier & Partners Advocaten (part of Moore Law) verleent deskundig juridisch advies en beschikt op het gebied van aanbestedingsrecht, vastgoedrecht, omgevings- en ondernemingsrecht ruime expertise.
Ockier Advocaten | Beneluxpark 24, 8500 Kortrijk | T 056 25 60 60 | info_ockier@moore.be
BTW BE0452 031 480 | Bank: BE97 4665 5551 3149 | Derden: BE58 4665 5551 6179
© 2025 Ockier Advocaten | Algemene voorwaarden | Privacybeleid | Witwasregelgeving | design: adfun.be
Ockier Advocaten | Beneluxpark 24, 8500 Kortrijk | T 056 25 60 60 | info_ockier@moore.be
BTW BE0452 031 480 | Bank: BE97 4665 5551 3149 | Derden: BE58 4665 5551 6179
© 2025 Ockier Advocaten | Algemene voorwaarden | Witwasregelgeving | design: adfun.be